Panorama lokaal – reflectie op de opgave
15 jun '20Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft recent een studie gedaan naar de stadsranden. De overgang tussen stad en land is geen strakke lijn, maar een dynamische zone. Stadsranden hebben een belangrijke schakelfunctie in het vormgeven en afstemmen van beleid op verschillende bestuurlijke niveaus, zo blijkt uit de studie. Like Bijlsma en Leo Pols van het PBL lichten toe hoe de locaties van Panorama Lokaal zich verhouden tot het Stadsrandenonderzoek

De inrichting van de stadsrand is vaak het resultaat van een sectorale afweging van belangen voor wonen, economie en recreatie. Daarbij wordt voorbijgegaan aan de betekenis die stadsranden kunnen hebben voor een duurzame ontwikkeling van de regio en de kwaliteit van de leefomgeving in een wijk of buurt.
Onderling blijken stadsranden sterk te verschillen. In de PBL publicatie “Stadsranden: Schakelzones tussen stad en land” worden vier typen stadsrandprofielen voorgesteld met elk een eigen mix van verstedelijkingsdruk (rode druk) en restrictief groenbeleid (groene druk). Ook zijn deze voor heel Nederland in kaart gebracht.
Hoe verhouden de locaties van Panorama Lokaal zich tot het Stadsrandenonderzoek? De locaties zijn vooral gelegen in stadsranden met een hoge rode druk, alleen Emmen Bargeres kent een lage verstedelijkingsdruk. Dat betekent dat de ontwerpteams strategieën en meekoppelkansen gaan voorstellen waarbij relaties gelegd kunnen worden tussen (woning)bouw en duurzame ontwikkeling van al dan niet beschermde naastliggende groenstructuren.
Met de keuze voor wijken uit de jaren 60-80 met veel corporatiebezit wordt in Panorama Lokaal de aandacht gericht op een ‘tijdring’ van de stadsrandzone met specifieke ruimtelijke en functionele kenmerken: een fijnmazige voorzieningenspreiding en een groene dooradering, ingevuld met verschillende woonensembles met een eigen architectonische identiteit, gescheiden van de omgeving met groene buffers. Hoe verhouden deze leefomgevingen zich tot de omringende (institutionele) landschappen? Waar liggen koppelkansen en quick wins? Het is interessant te bekijken of de voorgestelde interventies voor een bepaalde locatie ook toepasbaar zijn op de andere plekken die binnen hetzelfde profiel vallen.
Hoge rode druk, hoge groene druk
Wijken in de nabijheid van de grote beschermde natuurgebieden vallen in dit kwadrant. De kwaliteiten en beschermingsregimes daarvan hebben een grote invloed op de aantrekkelijkheid van deze stadsranden. De ruimte om uit te breiden is beperkt. Dit stelt specifieke eisen aan de woningbouw. Deze kan variëren van het bouwen binnen de contouren tot aan het bouwen langs de randen, waarbij landschappelijke relaties gelegd worden.
Schalkwijk ligt tussen het Spaarne en de Ringvaart van de Haarlemmermeer. ‘Tussen’ is meestal geen goed begin, maar dat is hier niet het geval, dit is een schiereiland, een mooie landschappelijke positie die je kunt benutten. Ondanks dat Haarlem erg in trek is als woonplek maakt de geïsoleerde positie van Schalkwijk ten opzichte van het centrum het minder aantrekkelijk voor de Amsterdamse doelgroepen. Toch heeft de wijk een aantal kwaliteiten, die vooral aan de groenblauwe structuur verbonden zijn. Ten oosten van de wijk ligt een buffergebied dat geactiveerd kan worden. Het is mogelijk dit groen en blauw de wijk ‘in te trekken’: door verbindingen te maken tussen Spaarne en de Ringvaart en daarbuiten, waarmee interessante koppelkansen voor het integreren van groen, water en woningbouw opgaven ontstaan.
Mosterdhof is een relatief kleine buurt in Westervoort, een suburbane gemeente naast Arnhem. De wijk is omsloten door de dijken en uiterwaarden van de IJssel en is in de jaren 70 opgezet als experimentele woonomgeving. De ooit autovrij ontworpen buurt heeft een gevarieerde opzet met eengezinswoningen en seniorenwoningen, aan elkaar geregen via een kleinschalig systeem van wandelpaden. Hier kunnen nieuwe relaties gelegd worden met het dynamische uiterwaarden landschap. Nieuwe verbindingen en ruimtes zetten het woonexperiment uit de jaren 70 in een nieuw perspectief waardoor het een instrument wordt voor duurzame transformatieopgaven.
Hoge rode druk, lage groene druk
De druk op stadsranden is groot in de wijken die in deze categorie vallen. Er is ruimte om te bouwen in de stadsranden, omdat het niet beschermd is. Wanneer hier wordt gestreefd naar een duurzaam woonmilieu, dan zal het vaak nodig zijn te investeren in landschapselementen, natuurgebieden en recreatievoorzieningen die vanuit het stedelijk gebied goed te bereiken zijn.
Westwijk in Vlaardingen is gebouwd in de zeeklei- en veenpolders van Midden-Delfland. De wijk is in de jaren zestig ontworpen door Van Tijen. In Westwijk schaalt hij de ruimtelijke principes op die hij eerder hanteerde in het naastgelegen Babberspolder. Parkstructuren en voorzieningen zijn de belangrijkste visuele en functionele oriëntatiepunten in een wijk die voor de rest bestaat uit flats en portiekwoningen. De voor de identiteit van de wijk zo belangrijke groene structuren krijgen echter geen verbinding met het omliggende landschap. Dat kan worden gerepareerd: de zoektocht is naar kansrijke relaties onder of over de A20 naar de Broekpolder en over de vaart naar het Krabbepark.
Beverwaard bij Rotterdam ligt op een eiland – IJsselmonde – op land waar ooit zee- en rivierwater elkaar troffen, direct aan de Nieuwe Maas achter de dijk. De relatie met het buitendijkse gebied is hier uiteraard van belang. Maar wat te denken van de diepe ligging? Als de Maeslantkering is gesloten hoopt het water zich op tussen Dordrecht en Rotterdam. Kan de woonwijk tegelijkertijd minder gevoelig worden voor de effecten van een eventuele overstroming, terwijl de ruimtelijke kwaliteit verbetert? De wijk is in de jaren 70 ontworpen volgens de SAR (Stichting Architecten Research) principes, in varianten van gesloten bouwblokken die zich op verschillende manieren verhouden tot de oorspronkelijke polderstructuur. Hier liggen kansen om duurzame relaties tussen drager en inbouw ook op landschappelijk vlak te formuleren en door te ontwikkelen.
Julianadorp ligt als een in zichzelf gekeerde enclave tussen de bollenvelden ten zuiden van Den Helder, op het zand en niet ver van de smalle duinstrook. De wijkstructuur uit de jaren 70 heeft een aantal landschappelijke verbindingszones die nu zijn omsloten of opgevuld met laagbouwbuurten, vakantiedorpen en instellingen. Het oorspronkelijke polderlandschap, het oude lintdorp en de naastgelegen duinstrook ten westen van de locatie zijn slecht ervaarbaar in de wijk. Directe landschappelijke verbindingen met de duinen worden momenteel geblokkeerd door de vakantiedorpen. Deze hebben eigen voorzieningen en gebruikersdynamiek, die zorgt voor een verdubbeling van het aantal inwoners in de zomermaanden. Het herstellen van de verstoorde balans tussen landschap en woonwijk is alleen mogelijk door verschillende beheerders te betrekken.
De noordrand van Tilburg langs het Wilhelminakanaal bestaat bijna geheel uit bedrijfspanden. De Woonwijk Tilburg-Noord is de uitzondering. Het dorp Heikant ligt in het midden van de wijk en is de ‘knoop’, de verbinding met het landschap in het noorden en het centrum van de stad in het zuiden. Maar hoe zit het met de verbinding met de bedrijventerreinen ten westen en ten oosten? De gemeenschappelijkheid daarmee is groot: allemaal gelegen tussen het kanaal en de (voormalige) ‘woeste gronden’. Daarin zitten interessante mogelijkheden voor deze woonwijk.
Lage rode druk, lage groene druk
Door de afwezigheid van ruimteclaims of restricties hebben deze wijken ruimte om in hun stadsranden te experimenteren. Er kunnen innovaties ontstaan met ruimtelijk gezien extensieve functiecombinaties tussen recreatie, energiewinning, natuur, landbouw, tuinbouw en wonen. De regionale identiteit kan hierdoor versterkt worden.
Bargeres bij Emmen is de enige wijk die valt in de categorie van lage rode en lage groene druk. Dat betekent dat er relatief weinig (financiële) mogelijkheden zijn om de wijk op te waarderen. Dat hoeft ook niet. Dit zo bekende ontwerp van Niek de Boer zit goed in elkaar: het is een van de eerste woonerven en een echte ‘landschapsstad’. Hier moet je niet verdichten – niet omhoog en niet opzij. In Bargeres zit het landschap al in de stad, in de vorm van een kanaal, een aantal essen en verschillende raamwerken. De opgave ligt hier in de herinterpretatie van collectiviteit in de (openbare) ruimte, op het niveau van blok, buurt en wijk.
Onderling blijken stadsranden sterk te verschillen. In de PBL publicatie “Stadsranden: Schakelzones tussen stad en land” worden vier typen stadsrandprofielen voorgesteld met elk een eigen mix van verstedelijkingsdruk (rode druk) en restrictief groenbeleid (groene druk). Ook zijn deze voor heel Nederland in kaart gebracht.
Hoe verhouden de locaties van Panorama Lokaal zich tot het Stadsrandenonderzoek? De locaties zijn vooral gelegen in stadsranden met een hoge rode druk, alleen Emmen Bargeres kent een lage verstedelijkingsdruk. Dat betekent dat de ontwerpteams strategieën en meekoppelkansen gaan voorstellen waarbij relaties gelegd kunnen worden tussen (woning)bouw en duurzame ontwikkeling van al dan niet beschermde naastliggende groenstructuren.
Met de keuze voor wijken uit de jaren 60-80 met veel corporatiebezit wordt in Panorama Lokaal de aandacht gericht op een ‘tijdring’ van de stadsrandzone met specifieke ruimtelijke en functionele kenmerken: een fijnmazige voorzieningenspreiding en een groene dooradering, ingevuld met verschillende woonensembles met een eigen architectonische identiteit, gescheiden van de omgeving met groene buffers. Hoe verhouden deze leefomgevingen zich tot de omringende (institutionele) landschappen? Waar liggen koppelkansen en quick wins? Het is interessant te bekijken of de voorgestelde interventies voor een bepaalde locatie ook toepasbaar zijn op de andere plekken die binnen hetzelfde profiel vallen.
Hoge rode druk, hoge groene druk
Wijken in de nabijheid van de grote beschermde natuurgebieden vallen in dit kwadrant. De kwaliteiten en beschermingsregimes daarvan hebben een grote invloed op de aantrekkelijkheid van deze stadsranden. De ruimte om uit te breiden is beperkt. Dit stelt specifieke eisen aan de woningbouw. Deze kan variëren van het bouwen binnen de contouren tot aan het bouwen langs de randen, waarbij landschappelijke relaties gelegd worden.
Schalkwijk ligt tussen het Spaarne en de Ringvaart van de Haarlemmermeer. ‘Tussen’ is meestal geen goed begin, maar dat is hier niet het geval, dit is een schiereiland, een mooie landschappelijke positie die je kunt benutten. Ondanks dat Haarlem erg in trek is als woonplek maakt de geïsoleerde positie van Schalkwijk ten opzichte van het centrum het minder aantrekkelijk voor de Amsterdamse doelgroepen. Toch heeft de wijk een aantal kwaliteiten, die vooral aan de groenblauwe structuur verbonden zijn. Ten oosten van de wijk ligt een buffergebied dat geactiveerd kan worden. Het is mogelijk dit groen en blauw de wijk ‘in te trekken’: door verbindingen te maken tussen Spaarne en de Ringvaart en daarbuiten, waarmee interessante koppelkansen voor het integreren van groen, water en woningbouw opgaven ontstaan.
Mosterdhof is een relatief kleine buurt in Westervoort, een suburbane gemeente naast Arnhem. De wijk is omsloten door de dijken en uiterwaarden van de IJssel en is in de jaren 70 opgezet als experimentele woonomgeving. De ooit autovrij ontworpen buurt heeft een gevarieerde opzet met eengezinswoningen en seniorenwoningen, aan elkaar geregen via een kleinschalig systeem van wandelpaden. Hier kunnen nieuwe relaties gelegd worden met het dynamische uiterwaarden landschap. Nieuwe verbindingen en ruimtes zetten het woonexperiment uit de jaren 70 in een nieuw perspectief waardoor het een instrument wordt voor duurzame transformatieopgaven.
Hoge rode druk, lage groene druk
De druk op stadsranden is groot in de wijken die in deze categorie vallen. Er is ruimte om te bouwen in de stadsranden, omdat het niet beschermd is. Wanneer hier wordt gestreefd naar een duurzaam woonmilieu, dan zal het vaak nodig zijn te investeren in landschapselementen, natuurgebieden en recreatievoorzieningen die vanuit het stedelijk gebied goed te bereiken zijn.
Westwijk in Vlaardingen is gebouwd in de zeeklei- en veenpolders van Midden-Delfland. De wijk is in de jaren zestig ontworpen door Van Tijen. In Westwijk schaalt hij de ruimtelijke principes op die hij eerder hanteerde in het naastgelegen Babberspolder. Parkstructuren en voorzieningen zijn de belangrijkste visuele en functionele oriëntatiepunten in een wijk die voor de rest bestaat uit flats en portiekwoningen. De voor de identiteit van de wijk zo belangrijke groene structuren krijgen echter geen verbinding met het omliggende landschap. Dat kan worden gerepareerd: de zoektocht is naar kansrijke relaties onder of over de A20 naar de Broekpolder en over de vaart naar het Krabbepark.
Beverwaard bij Rotterdam ligt op een eiland – IJsselmonde – op land waar ooit zee- en rivierwater elkaar troffen, direct aan de Nieuwe Maas achter de dijk. De relatie met het buitendijkse gebied is hier uiteraard van belang. Maar wat te denken van de diepe ligging? Als de Maeslantkering is gesloten hoopt het water zich op tussen Dordrecht en Rotterdam. Kan de woonwijk tegelijkertijd minder gevoelig worden voor de effecten van een eventuele overstroming, terwijl de ruimtelijke kwaliteit verbetert? De wijk is in de jaren 70 ontworpen volgens de SAR (Stichting Architecten Research) principes, in varianten van gesloten bouwblokken die zich op verschillende manieren verhouden tot de oorspronkelijke polderstructuur. Hier liggen kansen om duurzame relaties tussen drager en inbouw ook op landschappelijk vlak te formuleren en door te ontwikkelen.
Julianadorp ligt als een in zichzelf gekeerde enclave tussen de bollenvelden ten zuiden van Den Helder, op het zand en niet ver van de smalle duinstrook. De wijkstructuur uit de jaren 70 heeft een aantal landschappelijke verbindingszones die nu zijn omsloten of opgevuld met laagbouwbuurten, vakantiedorpen en instellingen. Het oorspronkelijke polderlandschap, het oude lintdorp en de naastgelegen duinstrook ten westen van de locatie zijn slecht ervaarbaar in de wijk. Directe landschappelijke verbindingen met de duinen worden momenteel geblokkeerd door de vakantiedorpen. Deze hebben eigen voorzieningen en gebruikersdynamiek, die zorgt voor een verdubbeling van het aantal inwoners in de zomermaanden. Het herstellen van de verstoorde balans tussen landschap en woonwijk is alleen mogelijk door verschillende beheerders te betrekken.
De noordrand van Tilburg langs het Wilhelminakanaal bestaat bijna geheel uit bedrijfspanden. De Woonwijk Tilburg-Noord is de uitzondering. Het dorp Heikant ligt in het midden van de wijk en is de ‘knoop’, de verbinding met het landschap in het noorden en het centrum van de stad in het zuiden. Maar hoe zit het met de verbinding met de bedrijventerreinen ten westen en ten oosten? De gemeenschappelijkheid daarmee is groot: allemaal gelegen tussen het kanaal en de (voormalige) ‘woeste gronden’. Daarin zitten interessante mogelijkheden voor deze woonwijk.
Lage rode druk, lage groene druk
Door de afwezigheid van ruimteclaims of restricties hebben deze wijken ruimte om in hun stadsranden te experimenteren. Er kunnen innovaties ontstaan met ruimtelijk gezien extensieve functiecombinaties tussen recreatie, energiewinning, natuur, landbouw, tuinbouw en wonen. De regionale identiteit kan hierdoor versterkt worden.
Bargeres bij Emmen is de enige wijk die valt in de categorie van lage rode en lage groene druk. Dat betekent dat er relatief weinig (financiële) mogelijkheden zijn om de wijk op te waarderen. Dat hoeft ook niet. Dit zo bekende ontwerp van Niek de Boer zit goed in elkaar: het is een van de eerste woonerven en een echte ‘landschapsstad’. Hier moet je niet verdichten – niet omhoog en niet opzij. In Bargeres zit het landschap al in de stad, in de vorm van een kanaal, een aantal essen en verschillende raamwerken. De opgave ligt hier in de herinterpretatie van collectiviteit in de (openbare) ruimte, op het niveau van blok, buurt en wijk.